Versailles achter de schermen
De duizenden bewoners van het paleis van Versailles leefden tussen de ratten en verveelden zich stierlijk. De Zonnekoning zat er warmpjes bij, maar de leden van zijn hofhouding verbleven in smerige kamertjes. Ze moesten voor het minste en geringste komen opdraven.
Van het paleis van Versailles wordt wel gezegd dat het in de tijd van de Zonnekoning zijn eigen parfum had. Eind 17de eeuw kwam een walm van urine, reukwater en zweet de bezoekers tegemoet, af en toe met een beetje poep vermengd. Wie niet meer wist waar hij was, hoefde alleen maar even diep in te ademen.
De stank van Versailles was berucht en zou erger zijn geweest dan die van andere Europese paleizen. Dat kwam doordat alles aan het Franse hof groter was, ook het aantal mensen. Duizenden edelen en hun talrijke bedienden zaten in het luisterrijke paleis opeengepakt, want hier werden carrières gemaakt en belangrijke baantjes verdeeld.
Iedereen was gewend aan de stank, de meeste merkten er niets meer van. De bewoners waren allang blij dat ze in de buurt van de Zonnekoning waren. De gelukkigen die dicht bij Lodewijk de XIV mochten komen, meldden dat de vieze lucht die in het paleis hing alleen werd overtroffen door de lichaamsgeur van de Zonnekoning zelf, volgens een Russische ambassadeur deed hij aan de stank van een ‘wild dier’ denken.
♦ Koning ontvangt bezoek op het toilet
Versailles was een klein stadje met zo’n 5000 inwoners. In de gangen en op de trappen was het een drukte van belang en soms liep er zelfs een koe rond, die het paleis binnen was gehaald om kleine kinderen van verse melk te voorzien. Het vee nam nogal wat plek in, maar de draagstoelen spanden de kroon: het paleis kende ‘taxibedrijfjes’ die leden van de hofhouding door de eindeloze lange gangen droegen.
Alleen de Koninklijke familie mochten zich in privédraagstoelen laten rond sjouwen. Van deze taxiservice werd zo gretig gebruik gemaakt dat er lange files in de gangen ontstonden. Als het donker was, fakkels vormden de enige lichtbron, botsten de dragers er voortdurend op elkaar. Later op de avond, als het verkeer eenmaal tot rust gekomen, klonk in de gangen het wanhopige geschreeuw van mensen die verdwaald waren en het gekletter van de plasjes die in een hoek gedaan werden.
Verspreid in de gangen waren piepkleine toiletten, die bestonden uit een houten ton met een groot gat erin. Deze latrines waren doorgaans zo lek als een mandje en de inhoud sijpelde door de vloer naar de ondergelegen vertrekken. Er waren er bovendien veel te weinig en bewoners die geen zin hadden om in de rij te staan of de stank te trotseren deden hun behoefte op de grond.
In de kamers van het paleis stonden po’s en hoewel dat streng verboden was, werden deze meestal pardoes uit het raam geleegd. Voorbijgangers liepen dus het risico de onwelriekende inhoud op hun hoofd te krijgen. De Zonnekoning zelf kwam er beter vanaf: hij deed zijn gevoeg op een stoel met een gat in de fluwelen zitting. Hier hield de koning ’s morgens graag zijn audiënties en de bezoekers deden net of ze de geluiden die de woorden van de Lodewijk kracht bij zetten niet hoorden.
♦ Hofleven is één groot toneelstuk
Lodewijk leefde in weelde, maar gunde zichzelf geen privéleven. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat werd hij omringd door een select gezelschap uitverkoren onderdanen, voor wie het een grote eer was om hem overal te volgen. Al vanaf de eerste dag dat de koning op Versailles woonde, kende hij een vaste dagritme met allerlei tijdrovende rituelen. Hiermee zorgde hij ervoor dat de franse adel, die van oudsher rebels was, het te druk had om complotten te smeden tegen de kroon.
Als hertogen en markiezen machtig en rijk wilde worden, moesten ze elke dag als planeten rond de Zonnekoning draaien. Alle edellieden kregen een rol toebedeeld in het streng geregistreerde toneelstuk dat het leven aan het hof op Versailles in feite was.
De eerste plicht van de uitverkorenen was bijwonen van het uitgebreide ochtendritueel, het zogeheten lever (opstaan). Om acht uur liet Lodewijk zich wekken door een stem die in zijn oor fluisterde dat het tijd was voor een nieuwe dag. Voordat hij opstond, werd hij door zijn lijfwachten onderzocht. Zo’n 100 edelen keken toe terwijl de koning zijn ochtendtoilet maakte. Zijn bedienden trokken zijn nachthemd uit, schoren de naakte vorst en verzorgden zijn haar. Vervolgens werd hij aangekleed. Een wasbeurt hoorde niet bij de routine, Lodewijk gebruikte zijn Turkse bad, voor avontuurtjes met dames. De koning kreeg zijn kleren steevast in dezelfde volgorde aan, waarna hij een van zijn 400 pruiken uitkoos. De hele verzameling was volgens de regelen der kunst gekapt, geparfumeerd en gepoederd, maar er zaten ook veel vieze beestjes in.
Dit ritueel was slechts het eerste van de vele die de edelen moesten bijwonen. Tot laat in de avond namen ze deel aan optochten, kerkdiensten, jachtpartijen, kaartspelen en concerten, waarbij ze meestal alleen mochten kijken naar de koning.
Pas om 22.30 uur, als Lodewijk naar bed ging, was het tijd voor de laatste ceremonie van de dag. Tijdens het avondtoilet moest een toeschouwer hem bijlichten: ‘De koning keek rond en zei een naam van een aanwezige, die vervolgens een kaars in zijn handen kreeg. Dit werd gezien als een grote eer dat kwam doordat de Zonnekoning de kunst verstond om elk wissewasje op te blazen’, schreef Saint-Simon, die zelf soms ook de kaars mocht vasthouden.
Ondertussen keek de rest van de 100 aanwezigen toe hoe Lodewijk zich liet uitkleden, zijn ogen liet spoelen en zijn haar liet fatsoeneren. Pas als de Zonnekoning in bed lag, konden de machtigste Fransen opgelucht ademhalen en terug kijken op een lange, doodsaaie dag.
♦ Bewoners erven woonruimte
Geen enkele edele durfde te spijbelen van de Koninklijke sleur op Versailles: ‘Hij had het altijd door en wist precies wie er niet was, ook als het om iemand ging die niet eens vaak op het paleis verbleef,’ schreef Saint-Simon.
Als een hertog of markies er tussen uit kneep en een vrije middagje in Parijs doorbracht, speelde hij met zijn leven.
Alle Fransen wilde het liefst zo dicht mogelijk bij de Zonnekoning komen, want hij deelde de beste baantjes en de hoogste titels uit. En wie al een plekje op Versailles veroverd had, bleef zolang mogelijk plakken. Alle betrekkingen op het paleis gingen over van vader op zoon, van minister en fonteinbouwer tot lakei, mollenvanger en drager van de po van de koning.
Als een familie geldproblemen kreeg kon de pater de familias zijn post voor een flinke som geld door verkopen. De bewoners van Versailles waren met geen stok uit hun vertrek te slaan, want zelfs een klein achterkamertje op het paleis gaf meer aanzien dan welke andere woning in Frankrijk ook. Ratten en muizen die hun kleding aan flarden knaagden namen ze op de koop toe, net als de temperatuur die in de winter tot onder het vriespunt kon dalen. Ze sliepen dan gewoon op een berenvel.
Als een adellijke familie in ongenade viel en de deur uit werd gezet, barstte onder de andere bewoners een hevige strijd los om de vrijgekomen vertrekken. Met name het geslacht Noailles was hierbij bijzonder succesvol. Hertogin Marie Noailles baarde haar man 21 kinderen, die allemaal hun eigen kamer in het paleis kregen. De gang waar ze woonden werd ook wel Rue de Noailles genoemd, Noaillesstraat.
♦ Eten moet begroet worden
De paleis bewoners moesten niet alleen allerlei ceremoniën bijwonen, maar zich ook aan een strenge etiquette houden. Niemand mocht op de grond spugen in aanwezigheid van de koning en als Lodewijk langs liep, moest iedereen ruim baan maken en diep buigen.
Zelfs het eten van de majesteit had een hoge status. De maaltijden werden in de keuken van het bedienden verblijf bereid en in een gevolg van 10 man naar de Koninklijke tafel gedragen. Deze tocht ging door de zuidvleugel, een trap op en een paar gangen door. Als een edelman op de stoet van voedseldragers stuitte, dan moest hij zijn hoed lichten, buigen en de borden groeten met de woorden ‘des konings vlees’.
Bij het ontbijt hield de koning het bij vier gerechten, maar het diner was zeer copieus. Hij nuttigde het in aanwezigheid van een grote groep hovelingen. De meesten toeschouwers moesten staan, want alleen de ‘inner circle’ mocht zitten. Uit het type stoel bleek iemands status: er waren krukjes, gewone stoelen en luxe leunstoelen. Doorgaans begon de koning met een paar borden groentesoep. Vervolgens at hij fazant, patrijs, schapenvlees, ham een dessert en als laatste bonbons en fruit. De maaltijd werd opgediend op gouden en zilveren schalen door kruiperige bedienden en alles zag er prachtig uit.
Het eten was na de lange tocht door het paleis echter allang koud geworden als het geserveerd werd, wat de lakeien er overigens niet van weerhield om de restjes buiten het verblijf te verkopen.
Niet veel kamers op Versailles hadden een eigen keuken, maar Lodewijk had daar iets op bedacht: een aantal edelen was verplicht om hun buren voor het eten uit te nodigen. De maaltijden werden verzorgd door de Koninklijke keuken en de gastheren kregen elke dag zo’n 20 à 30 mee-eters over de vloer, of ze het leuk vonden of niet.
♦ Gezondheid
Lodewijk XIV had in die jaren te kampen met gezondheidsproblemen. Bij een operatie aan zijn kiezen brak zijn bovenkaak wat tot gevolg had dat de koning voor de rest van zijn leven niet meer normaal kon eten of drinken.
Omdat hij niet goed kon kauwen ontstonden er ook problemen met zijn ingewanden. Zo kreeg hij een jaar na de noodlottige kaakoperatie een fistel in zijn anus die pas na een halfjaar succesvol werd geopereerd.
Bovendien kreeg hij last van jichtaanvallen.
♦ Koning wordt uit paleis gesleurd
Het werk aan Versailles was nooit klaar. De Zonnekoning en zijn opvolgers bleven verbouwen en na verloop van tijd werden de omstandigheden beter.
Kort voor zijn dood in 1715 wilde Lodewijk iets doen aan de stank en hij gaf de opdracht om één keer per week alle ontlasting uit de gangen te halen.
Onder Lodewijk de XV kwam de waterclosets. Er kwamen echter nieuwe luchtjes voor in de plaats, want eind 18de eeuw kregen veel kamertjes een keukentje. Nu hingen er etensgeuren in de gangen, die soms vol rook stonden en de afwas en de keukenafval hoopten zich op.
Maar Lodewijk de XVI, die nu op de troon zat en koningin Marie Antoinette hoefde zich daar het hoofd niet over te breken. Hun ontbrak het aan niets; zij leidden een luizenleventje terwijl de gewone Fransman geen cent te makken had vanwege een economische crisis. De koning en zijn vrouw deden of er niets aan de hand was en bleven een vermogen uitgeven aan extravagante bals en diners, maar de sympathie van het volk waren ze kwijt. Overal in het rijk en vooral in Parijs, waar een tekort aan graan en brood was, walgde men van de koning, die geld over de balk smeet terwijl zijn volk honger leed.
In het najaar van 1789 kwam het volk in opstand tegen de monarchie en Versailles, dat symbool stond voor de ongelijkheid in de maatschappij. Onder de leuze ‘brood voor het volk’ liepen op 5 oktober duizenden mensen van Parijs naar Versailles. Gewapend met messen, hooivorken, knuppels en geweren bestormde de mensenmassa het paleis. De betogers eisten dat de koning iets zou doen aan de armoede in zijn land. Zwaar onder druk gezet verhuisde het koninklijke paar naar Parijs, waar ze in het Tuilerieënpaleis moesten gaan wonen.
Hiermee kwam er een einde aan de 107 jaar dat Versailles het middelpunt van de macht in Frankrijk was. En voor het koningspaar was de ellende nog maar net begonnen. In 1792 werd de monarchie afgeschaft en een jaar later werden Lodewijk en Marie Antoinette onthoofd onder de guillotine.
♦ Marie-Antoinette
Zij vluchtte in een fantasiewereld
Als Marie-Antoinette niet aan het winkelen was, speelde ze in een nagebouwd dorpje boerinnetje met haar hofdames.
Marie-Antoinette was pas 14 toen ze in 1770 met de Franse kroonprins trouwde. Aan het hof in Oostenrijk had ze een eenvudige opvoeding genoten, en voor haar was Versailles een gouden kooi.
Uit pure verveling gaf ze een vermogen uit aan jurken, schoenen en juwelen, tot ze een nieuwe hobby vond.
in 1783, toen ze negen jaar koningin was, liet Marie-Antoinette het miniatuurdorpje Le Hameau in het par van Versailles bouwen.
Idyllische boederijtjes en een molen stonden rond een meertje en er waren akkers, kippenrennen en stallen om het kunstmatige plattelandsgevoel te vervolmaken.
In Le Hameau kon de koningin haar fantasieën over het landelijke leven ver van het hof de vrije loop laten. Ze verkleedde zich als een simpel boerinnetje met schort en strohoed en om haar sprookjeswereld te bevolken huurde ze een legertje melkmeisjes en boeren in.
Bron: Historia