Castraatzangers moesten hun testikels opofferen voor de kunst
3 octaven voor 2 teelballen
Alessandro Moreschi werd straatarm geboren in een Italiaans dorpje en beleefde een bliksemcarrière in het koor van het Vaticaan. Hij was pas 25 toen hij in de Sixtijnse Kapel een sopraansolo zong voor de paus. Het geheim achter Moreschi’s stem was dat hij als kind gecastreerd was.
Alessandro Moreschi stierf op 22 april 1922 na een lang ziekbed, te midden van zijn familie. Ondanks een leven in dienst van de katholieke kerk leek het Vaticaan geen erg te hebben in het sterfgeval.
Het stond niet in L’Osservatore Romano, de krant van het Vaticaan, en ook niet in het Vaticaanse jaarboek Annuario Pontificio. En de overlijdensakte van Alessandro Moreschi verdween spoorloos.
Misschien schaamden staat en kerk zich ervoor dat Alessandro Moreschi stond voor een verschijnsel dat lang in Italië is gehandhaafd. Jongens werden er tot ver in de 19e eeuw gecastreerd om ze tot de bijzondere zangers te maken die de katholieke kerk nodig had. Maar zijn collega’s en zelfs zijn voormalige vijanden betoonden Moreschi veel eer in overlijdensadvertenties en bij de druk bezochte, openbare begrafenis in de San Lorenzo-kerk in Damaso.
‘De engel van Rome’, zoals Moreschi werd genoemd, zweeg voor altijd.
Castraten in de kerk
Het castreren van jongens en mannen is al bekend vanaf de oudheid en werd onder meer gebruikt als straf voor slaven. Pas rond het jaar 400 werd in Europa voor het eerst melding gemaakt van castraatzangers, in verhalen over het eunuchenkoor in het Byzantijnse Rijk.
In 1204 verdween het verschijnsel om onnaspeurbare redenen en het dook drie eeuwen later pas weer op – in Italië. Volgens documenten van de Kerk traden castraten vanaf 1553 op en in 1558 had de Sixtijnse Kapel zeker castraten in het koor.
Vóór castraten hun intrede deden, zongen jonge jongens of falsetten de sopraan- en altpartijen, omdat vrouwen niet in de kerk mochten zingen. Maar in 1589 bepaalde paus Sixtus dat het jongenskoor van de Sixtijnse Kapel met castraten werd uitgebreid, wellicht omdat ze meer volume hadden en zich langer konden bekwamen; de carrière van jonge jongens was met het aanbreken van de puberteit afgelopen.
De katholieke kerk beschouwde vrouwen die in het culturele leven optraden als zondig, of het nu om toneel, ballet of opera ging, dus toen de opera in zwang kwam, vonden de castraten een nieuw werkveld.
Castraten traden al omstreeks 1600 in de allereerste opera’s op en werden algauw grote sterren in het nieuwe genre.
En de castraten namen niet alleen vrouwenrollen op zich.
De barokke componisten koppelden een hoge status aan een hoge zangstem en castraten werden dan ook steeds meer voor mannelijke heldenrollen gebruikt. In de bloeiperiode van het verschijnsel vervulden castraatzangers zeker twee van de drie operarollen.
Door de toenemende populariteit van de opera gedurende de 18e eeuw werden de meest populaire castraten supersterren die op grote voet leefden en in de hoogste kringen verkeerden.
Al snel deden geruchten over affaires van castraten met adellijke dames de ronde. Die geruchten waren niet geheel bezijden de waarheid, maar wel sterk overdreven, want de castraten hadden geen hormonale geslachtsdrift en hun geslachtsorganen bleven onontwikkeld. Ze hadden wel een geestelijke drang tot geslachtsdrift, maar waren ‘ongevaarlijk’ voor de adellijke dames, omdat er geen kans was dat een affaire op een ongewenste zwangerschap uitdraaide. Castraten werden ook beticht van homoseksuele neigingen. Avonturier Giacomo Casanova maakt in zijn verhalen over het Italië van de 18e eeuw melding van de prikkelende uitwerking die de androgyne verschijning van castraten had en van de avontuurtjes die ze met welgestelde edellieden hadden.
4000 jongens jaarlijks verminkt
- Castratie vond bij jongens meestal plaats als ze ongeveer acht jaar oud waren.
- Het kwam vooral in Italië veel voor. Op het hoogtepunt, in de 18e eeuw, werden jaarlijks 4000 jongens gecastreerd.
- Een bekende methode was de zaadleiders door te snijden, waarna de testikels ‘indroogden’.
- De ingreep was taboe en als verklaring voor de verminking werd meestal een ziekte of een vaag verhaal over een aanval van een beer opgevoerd.
- Castratie leidde tot een aantal afwijkingen. Castraten werden doorgaans heel lang en hun ledematen waren langer dan normaal omdat de botgroei niet door geslachtshormonen werd afgeremd. Hun geslachtsorganen waren vaak onontwikkeld, maar werkten soms wel. Hun huid was bleek en ze hadden geen baardgroei, maar veel hoofdhaar en neiging tot overgewicht, ronde heupen en smalle schouders.
Castraten hebben het nakijken
Eind 18e eeuw begon de populariteit van castraten af te nemen. De operastijl veranderde en een nieuw type heldentenor in de persoon van de Fransman Gilbert-Louis Duprez won terrein, ten koste van de castraten. Ook bood de economische opleving in Italië betere toekomstperspectieven, waardoor veel arme ouders die eerst castratie voor hun zoon overwogen, nu andere carrièremogelijkheden zagen.
Verder was de houding van Napoleon III belangrijk. Hij verbood castratie in Frankrijk en de delen van Italië die hij bestuurde en gaf vrouwen toestemming in de kerk en de opera te zingen.
Maar binnen de muren van het Vaticaan bleef de traditie lang nadat deze haar aantrekkingskracht op de massa had verloren, in ere. Onder de tradities waarvoor castraten nodig waren, was de jaarlijkse opvoering van Miserere van Gregorio Allegri in de week voor Pasen. En al was verminking in strijd met de katholieke leer, de kerk praatte het gebruik van castraten goed door te zeggen dat hun gezang ter ere van God was.
De laatste castraat
Alessandro Moreschi werd geboren op 11 november 1858, slechts drie jaar voor de dood van Giovanni Battista Velluti, de laatste superster uit de hoogtijdagen van de castraten. Hij kwam ter wereld in het Italiaanse gehucht Monte Compatri, als zevende in een kinderrijk en arm gezin. Zoals bij zo veel andere castraatzangers weet niemand wanneer, hoe en waarom Alessandro Moreschi werd gecastreerd. De doop werd haastig voltrokken op de dag van zijn geboorte, wat op een levensbedreigende ziekte of gebrek wees. Castratie was een gangbare behandeling van enkele ziekten. Ziekte werd vaak als smoes gebruikt, want castratie was dan wel wijdverbreid, het stond ook ter discussie. De ingreep was niet ongevaarlijk.De verdoving bestond uit warme baden, opium en het ingedrukt houden van de halsslagader in de nek, totdat de jongen het bewustzijn verloor – een overdosis of te hard drukken kon de dood van het kind betekenen. Vervolgens werden de zaadleiders doorgesneden of verbrijzeld. Bloedingen en infecties lagen op de loer.
En wie het overleefde, had te kampen met gezondheidsproblemen en een eigenaardig uiterlijk: vetophopingen op de heupen, billen, borst en oogleden.
Castraten waren misvormd
Het gebrek aan testosteron in de puberteit voorkwam niet alleen dat castraten de baard in de keel kregen, maar ook dat hun botten hard werden. Hierdoor kregen ze onnatuurlijk lange ledematen en ribben. Die lange ribben zorgden voor een grote longcapaciteit, wat het enorme stemvolume van castraten voor een deel verklaarde.
Ook geestelijk eiste de castratie een hoge tol. Castraten werden niet alleen aanbeden, maar ook bespot om hun eigenaardige uiterlijk en hun gebrek aan mannelijkheid en seksuele vermogens. De meesten kregen nooit de carrière waar hun ouders van droomden, maar waren buitenbeentjes in de maatschappij.
In Moreschi’s tijd waren castraten al zo ongewoon geworden, dat de kerk moeite had de plekken die vrijkwamen op te vullen, ook in het prestigieuze koor van de Sixtijnse Kapel.
In 1861 werd de castratie van jongens in het grootste deel van het land verboden en negen jaar later gold het verbod voor heel Italië.
Moreschi kon vermoedelijk gecastreerd worden omdat hij uit een afgelegen dorp kwam.
In 1871 werd de 13-jarige jongen naar Rome gestuurd om aan een school voor koorknapen van de San Salvatore-kerk in Lauro te studeren. Moreschi was de enige castraat van de school en moet zich compleet anders hebben gevoeld, ook al waren de fysieke tekenen van castratie bij hem niet zo duidelijk. Moreschi leidde rustig leven
Door het gebrek aan castraten had Moreschi een bliksemcarrière. Als 15-jarige werd hij eerste sopraan in de Pauselijke Aartsbasiliek van Sint-Jan van Lateranen en hij trad vaak op voor de elite.
Toen hij 25 was, werd hij zonder de gebruikelijke proeftijd in het koor van de Sixtijnse Kapel opgenomen; waarschijnlijk omdat het aanbod beperkt was en het koor nog slechts zes castraten telde.
Paus Leo XIII had inmiddels al nieuwe benoemingen van castraten in de kerk verboden, met de Sixtijnse Kapel en andere pauselijke basilieken in Rome als enige uitzonderingen, maar in 1902 was het ook hier afgelopen.
In 1903 besloot paus Pius X dat de weinige castraten vervangen moesten worden door jongens. Maar door onbekende oorzaak, misschien vanwege zijn jarenlange aanstelling, mocht Moreschi blijven. Moreschi leidde, anders dan veel van zijn voorgangers, een rustig en teruggetrokken bestaan. In zijn jonge jaren liet hij zich na een concert soms meeslepen en liep hij tussen zijn publiek rond om complimenten in ontvangst te nemen, maar deze behoefte werd met de jaren minder. Hij was de enige castraatzanger die lang genoeg leefde om zijn stem voor het nageslacht te vereeuwigen.
In 1902 en 1904 nam hij 17 nummers op, die een unieke indruk geven van het stembereik van de castraatzanger.
Historia
Kalika Bro-Jørgensen
11 juni 2017 door