Hieronymus Bosch
1450, Den Bosch - 1516, Den Bosch, Nederland
Chirurgische verwijdering van de steen van de waanzin
♦ De keisnijding (1481)
De inscriptie op de rand van deze tondo luidt als volgt: 'Meester snyt die Keye ras / myne name Is lubbert das'. Lubbert is het Nederlands voor 'sufferd, sul' en betekende letterlijk 'van teelkracht beroofd', 'gecastreerd' of 'ontrouw'. Omdat deze inscriptie een Nederlandse zegwijze citeert - 'jemand van die keye snyden', wat zoveel betekent als iemand van zijn waanzin genezen - is de hypothese geopperd dat alle schilderijen van keisnijdingen weleens voorstellingen van het spreekwoord zouden kunnen zijn, eerder dan afbeeldingen van de werkelijkheid.
♦ Diagnose
Belangrijkste verschijnselen: Schedeloperatie, verwijderen van een vreemd voorwerp.
Nevenverschijnselen: Eigenaardige chirurg en helper, goedgevoede volwassen man.
Klinische diagnose: Chirurgische verwijdering van 'de steen van de waanzin'.
♦ Bespreking
Een oude Nederlandse zegswijze zei van iemand die zich gek gedroeg dat hij 'een kei in zijn kop' had. Misbruikmakend van de goedgelovigheid van simpele lieden, boden kwakzalvers aan om deze keien weg te snijden. Ze vonden altijd wel patiënten onder lijders aan hoofdpijn.
De 'chirurg' bond zijn patiënt dan stevig vast op een bank, maakte een kleine insnede in zijn hoofd en toverde toen een of meer met bloed besmeurde keien tevoorschijn terwijl het slachtoffer kermde en riep. Deze 'chirurgen' waren een populair doelwit voor satire in de 17de eeuw.
We zien een vrij gewoon tafereel van een kwakzalver op het marktplein. De keisnijders waren ongetwijfeld de meest bizarre van de rondreizende charlatans. Ze claimden waanzin en geestesziekten als epilepsie of melancholie te kunnen genezen door stenen uit het hoofd van de slachtoffer te kunnen halen. Ze maakte daartoe een kleine insnijding in de schedel waarna ze het met de nodige vingervlugheid lieten lijken alsof ze een steen uit de opening hadden gehaald, die ze met veel misbaar in een mand gooiden. Het is opmerkelijk dat geesteszieken in de late 17de eeuw nog steeds werden beschreven als mensen met een 'steen in het hoofd'.
De compositie van dit schilderij geeft de vreemde indruk een combinatie te zijn van leegte en volheid. De trechter op het hoofd van de kwakzalver werd geacht alchemistische wijsheid te distileren, maar zou in die positie zijn inhoud nodeloos verspild hebben. Het rode boek door de vrouw misbruikt als hoofddeksel, staat voor ongelezen nutteloze wetenschap.
Lubbert zelf is dik en welvarend, maar afwezig van geest en wellicht impotent. Wie nauwkeurig toekijkt, ziet immers dat hij veeleer wordt 'gedefloreerd' dan van keien verlost. De slappe voorwerpen die uit zijn hoofd komen en waarvan er enkele al op tafel liggen, zijn moerastulpen. Die kunnen symbool staan voor heel wat dingen en werden zowel gebruikt als jargon voor geld als voor seksuele toespelingen.
Dat de deelnemers aan dit ritueel er nogal vreemd uitzien, doet veronderstellen dat Bosch de draak met ze steekt. Toch schijnt de traditie van keisnijden tot ver in de renaissancetijdperk voortbestaan te hebben.
Dezelfde operatie is afgebeeld door Jan van Hemessen (De kwakzalver, 1555) en door Jan Steen (De Keisnijding).
In laatst genoemde schilderij van Jan Steen is overigens duidelijk te zien dat de verwijdering van de kei boerenbedrog is. Een jongen met een mand vol keien, geeft de steentjes door aan de helpster van de chirurg, die op haar beurt de 'uit de hersenen verwijderde stenen' verzamelt in een schaal.
Bron: Jan Dequeker